Reisverhaal van een 2-weekse Azorenreis in september

Azoren: betovering in het hart van de Atlantische Oceaan

Eilandhonger

Onverzadigbare eilandhonger en ongebreidelde nieuwsgierigheid brachten ons in het najaar naar vijf van de negen eilanden van de Azorenarchipel. In volgorde waren dat Terceira, Faial, Sao Jorge en Pico in onze eerste week en Sao Miguel in de tweede.
Bijna zes eeuwen na de ontdekking van het eerste Azoreneiland volgden wij onze hang naar ‘avontuur’ op weinig-land-omgeven-door-veel-zee. Ei-land. Eilanden. Azoren.
Charme en charisma druipen eraf.
Gebeeldhouwd door oude vulkanen en door de eeuwen heen bewoond door moedige, aardige mensen. De populatie telt ongeveer een kwart miljoen vriendelijke Portugezen, die met hun gastvrije instelling voluit aan onze verwachtingen voldeden.

De eilanden

Alle vulkanisch van oorsprong heeft ieder Azoreneiland zijn eigen identiteit. Terceira met Angra do Heroísmo, met zijn grotten, Faial met Horta en Peter Café Sport, met zijn Caldeira (krater) en Capelinhos-vulkaan, Sao Jorge met zijn Fajas en zijn kaas (Queijo Sao Jorge), Pico en zijn onontkoombare Pico Alto, en Sao Miguel met zijn schitterende groene en blauwe Lagoa’s (kratermeren).
Al deze plekjes op de aardbol bezitten onschatbare, onbetaalbare schoonheid.
En dan zijn wij – mijn vriendin Erna en ik – geen wandelaars met een tomeloos uithoudingsvermogen, zoals de echte natuurvorsers.

Keuzes maken

Onze reizende opvatting is dat je niet alles van een onbekende bestemming kunt inademen. Je moet keuzes maken.

Terceira

Ons eerste eiland Terceira heet vertaald het ‘Derde’, als zodanig ontdekt en toevallig ook derde in grootte. Derdeklas is het zeker niet.
Renaissance-stadje Angra do Heroísmo, aan de voet van Monte Brasil (205 m), is een waar pareltje. Alleen al hoe de Portugezen de naam uitspreken – iets als Eroïsjmoe – is voor ons Hollanders nauwelijks te imiteren. Niet zomaar geniet Angra Unesco-erkenning en staat het op de werelderfgoedlijst. Kerken en paleizen, daterend uit 18e en 19e eeuw, staan op vele hoeken en straten. Het bijzondere is dat in downtown Angra eenvoudige huizen naast elegante paleizen staan. Palácio Bettencourt, de stadsbibliotheek, vormt een aansprekend voorbeeld.

Buiten de stad grazen op ontelbare groene weiden duizenden runderen, niet alleen maar melkkoeien. Van horen zeggen weten we dat enkele hele mooie exemplaren op de Tourada à Corda worden ingezet. ‘Stieren rennen door de straten’, wie kent de filmpjes niet. Of het er ook zo heftig aan toe gaat als in het Spaanse Pamplona?

Terceira is uit vier vulkanen ontstaan. De vulkanische bergketen Serra de Santa Bárbara reikt tot iets meer dan duizend meter hoogte. Vulkaan Guilherme Moniz is met zijn omtrek van vijftien kilometer de grootste van de Azoren.
Het eiland is vergeleken met de andere Azoreneilanden overigens betrekkelijk vlak. Meer dan de helft van het oppervlak ligt onder driehonderd meter hoogte. Net als Limburg (op één hoogtepuntje na) en de rest van Nederland.
Op een mooie zaterdag, midden in september, waagden wij de gok om voor een flink deel de kustlijn tegen de klok in te volgen. Ook snorden wij door het binnenland naar twee fraaie uitzichtpunten. De eerste was Serra do Cume op ‘slechts’ 545 meter hoogte in het oosten van het eiland, de tweede, de al genoemde Serra van de Heilige Bárbara, een hoogstandje van 1.021 meter. We beklommen Bárbara – ik zat aan het stuur van de huurauto – onder een royaal zonnetje.
Vanaf de zuidkant komend genoten we prachtige vergezichten. Boven wilde Pluvius onze visie versjteren. Dikke wolken benamen ons het uitzicht op Graciosa, Sao Jorge en Pico. Turend door melkglas ontdekten we deze drie vriendjes af en toe, al droegen zij zelf ook wolkenbaarden en sneeuwmutsjes.

In de tweede stad van Terceira – Praia da Vitória – streken we aan het strand neer en verteerden er een heerlijke lunch. Vitorino Nemésio uit deze stad maakte naam als belangrijkste schrijver van de Portugese literatuur. Ik had graag wat in zijn romans gesnuffeld en zijn gitaar en kinderstoel willen bewonderen. Helaas was zijn geboortehuis op zaterdag gesloten.

Baden tussen zwarte lavarotsen aan de kust van Biscoitos riep herinneringen op. Tenerife, Madeira? Een smakelijk ijsje zorgde voor cooling down. Daarna wilden we het typische stratendorp Cinco Ribeiras tot ons nemen. Daar wonen ongeveer driehonderd inwoners rechts van de doorgaande weg en hetzelfde aantal aan de linkerkant. Mij afvragend hoe de burgemeester dat regelt, ben ik er vermoedelijk aan voorbij gereden.

Koeien in de weide

Igreja da Misericórdia in Angra do Heroismo

Tourada à Corda’ – standbeeld in Angra do Heroísmo

Zeebaden op Terceira

Faial

De tweede eilandtroef Faial zorgde voor nieuwe opwinding. Ilha Azul wordt het ook genoemd, vanwege de vele blauwe hortensiahagen die je er aantreft. Hortensia’s vind je trouwens ook op de andere eilanden, in overdaad en soms van behoorlijk fors formaat.
Hoewel het ‘ergens-in-het-(ook)-blauwe-water’ ligt, is Faial het meest met de grote buitenwereld verbonden. Horta, met zijn internationale jachthaven en sfeertje van wereldboemelaars, maakt een charmante indruk en heeft toch flair. Zeezeilers van over de hele wereld stempelen hier met jaartal, naam en nationaliteit hun autogrammen in verf en kleurkrijt op kademuren en aanlegsteigers. Wij hebben er langs de haven slenterend vele bewonderd.
Uiteraard namen we ook plaats in Peters Café Sport, waar je volgens traditie een gin tonic slurpt. Eten kun je er ook, alle tafels zijn druk bezet. Rondkijken is een zwijgend genoegen, zeebonken met getaande, verweerde, bruine koppen, lange ruige manen en stoere snorren met baarden trekken de meeste aandacht. De ‘gewone’ man en vrouw, niet zijnde zeezeiler, is in de kroeg even welkom. Genietende vrienden onder elkaar, zeg maar.

De machtige Caldeira van Faial heerst over het onbewoonde hart van het eiland. Hier word je als toerist slechts door koeien begroet. Wij troffen het bij ons bezoek aan de krater minder. Door het toegangstunneltje zijn domein binnengaand trakteerde dichte mist ons slechts op mystieke spookbeelden. Anderen hadden er later een tweede haarspeldrit voor over om een geslaagd inkijkje te nemen, voor ons hoefde dat niet. Wij hebben immers nog altijd de diepte, stilte en serene rust van Caldeira de Taburiente (Canarische eilanden, La Palma) op ons netvlies.

Indrukwekkend is de kale, op een maanlandschap gelijkende stof- en steenwoestenij van het westelijke puntje van Faial: Ponta dos Capelinhos. Hier spuugde de Capelinhos-vulkaan tussen september 1957 en oktober 1958 meer dan dertig miljoen ton as en lava uit. Het museum ter plaatse houdt de herinnering aan die rampzalige gebeurtenis levend.
Toen wij over de kale vlakte liepen, wervelden enkele mini-tornado’s vlak langs ons heen. We keerden ze de rug toe en hielden onze oogjes en snaveltjes stevig gesloten.
Eenmaal terug in onze bewoonde verblijfplaats Horta bewandelden we de Monte da Guia (145 m), een semi-eiland dat zich ten zuiden van de stad in zee uitstrekt. Het is genoemd naar de gedoofde vulkaan, waarvan de krater zich in hoefijzervorm tot de oceaan richt. Het grootste deel staat onder natuurbescherming, wellicht dat de kapel van Nossa Senhora da Guia op de top hierop toeziet.

Faial: haven Horta

Caldeira Faial

 Caldeira in de mist

In de haven van Horta

 Autogrammen op havenmuren van Horta

Peters Café Sport

 Café Sport

Sao Jorge

Het derde eiland voor ons was Sao Jorge. Ene Wilhelm van der Hagen, een Vlaming, ging ons in 1470 als een van de eerste bewoners voor, nadat ene Jácome de Bruges het eiland in 1450 had ontdekt. Sao Jorge ligt slechts op twee uurtjes varen van Faial en een uurtje varen van Pico.
De drie eilanden vormen ’the islands of the triangle ‘ (triangulo), zoals wij op onze veerboot konden lezen.
In het allereerste begin waren er op Sao Jorge al de Fajas, vruchtbare vlakten aan de voet van de steile rotskust, zonder welke het ooit moeilijk, zo niet onmogelijk zou zijn geweest om voet aan land te zetten. Misschien zou het eiland dan nooit bewoond zijn geraakt.
Nu wonen er in totaal ongeveer negenduizend mensen.

Wij verbleven in Velas, het plaatsje op het westelijk deel van het eiland. Met tweeduizend inwoners het belangrijkste oord om te toeven, met een haventje en een ‘Altstadt’. De vriendelijke receptionist van ons hotel verwees ons vier kilometer buiten de stad naar Restaurante Fornos de Lava, waar wij ons aan een overheerlijke pan vol vis en zeevruchten tegoed deden (Cataplana). Een aanrader voor visliefhebbers én voor vegetariërs, want sla, tomaten en kruiden worden in eigen tuin op biologisch dynamische wijze gekweekt. Het uitzicht vanuit het restaurant op de omgeving – de Pico op buurman Pico in topvorm – was ook zeer dynamisch.
Vermeldenswaard is de kaas van het ‘eiland der kazen’, zoals Sao Jorge wordt genoemd. Uit roommelk komt Queijo Sao Jorge, een delicatesse die de beste van de Azoren is. Vaak is geprobeerd het product te kopiëren, nooit is dat gelukt. Het groen van de weiden hier en de zoutige, vochtige lucht geven de melk bijzondere kwaliteiten, hoewel de koeien gewone doorsnee runderen zijn (Holsteiner). Jaarlijks tappen de boeren tussen 20 en 25 miljoen liter van hun dieren af. Wij kwamen aan zo’n melkstation voorbij, begroetten de boer vriendelijk (‘boa tarde’) en werden terstond op een vriendschappelijke slok ‘witte motor’ getrakteerd.
We koersten daarop naar de andere kant van het eiland, naar het op de oostelijke punt gelegen Topo. Hier legde de Vlaamse edelman Van der Hagen de basis voor zijn bestaan op de Azoren, waarna Topo tot een van de belangrijkste plaatsen en zelfs officieuze hoofdstad van Sao Jorge uitgroeide. Vanuit de oude haven voeren eens, in vroeger tijden, de walvisvaarders uit. Bij ons bezoek oogde het dorp ingeslapen. We waren zelfs overgelukkig een adres te vinden waar we een sandwich en een drankje konden nuttigen. Geit uit de oven had ook gekund, maar wij zijn gewend om pas ’s avonds warm te eten.

Ponta do Scapelinhos

 Faial: Ponta do Scapelinhos

Sao Jorge

 Sao Jorge: Faja do Ouvidor

Zicht op Pico

 Uitzicht op Pico vanaf eiland Sao Jorge

Pico Alto

 Zicht op de Pico Alto

Pico

Vervolgens arriveerden we per boot, vergezeld door een trio dolfijnen, op het eiland met de dominante reus Pico Alto, kortweg Pico. Deze hoogste berg van heel Portugal meet zijn top op 2.351 meter. Toen we van Terceira naar Faial vlogen, scheerde ons vliegtuigje er vlak langs. Was een bergbeklimmer actief geweest en had het vliegtuigraampje open gekund, hadden we de kletteraar de hand kunnen schudden. Het ‘altaar van zijn eigen gratie’ is alom present, ook als de Pico niet te zien is. Het mooist is hij op afstand vanaf Faial en Sao Jorge, onontkoombaar is hij op het eiland Pico zelf. Juist als de berg door wolken is omwikkeld, maakt zijn topje dat erbovenuit steekt een grandioze indruk. ‘Hier ben ik’, lijkt het te zeggen. Je komt er niet onderuit om steeds een poging tot een nog mooiere foto te wagen. Pico Alto is de trots van Pico, het in grootte tweede eiland van de Azoren, na eiland nummer één Sao Miguel.

Onze veerboot legde in Sao Roque aan, waarna wij naar Madalena (2.600 inwoners) reden, de grootste plaats op Pico, waar wij één nacht doorbrachten. Tijd voor een wandeling naar de top van de Pico was er niet. Bovendien zijn wij in die sport, waar in dit geval een gids verplicht is, niet van die opvallende cracks. Pico staat bekend als de beste uitvalsbasis voor ‘whale watchen’, waar wij evenmin voor kozen. Verwend als wij reizend zijn, hebben we een dergelijk avontuur via de westflank van de Atlantische Oceaan (vanuit Cape Cod, New England, USA) al eens ondergaan.
We meldden ons kortstondig in Lajes do Pico, waar de potwalvis het stadswapen siert. Nergens op de Azoren draait er zoveel om de walvis als in deze plaats. Het staat eigenlijk symbool voor de toenmalige walvisvangst en het walvis-spotten van tegenwoordig.

De Pico Alto

 De Pico Alto

Boot alvisspotten

 Whale Watch-boot op Pico

Naar Sao Miguel

Met een viertal onderweg ontmoete Nederlandse reisgenoten stapten wij op Pico in het vliegtuig (tachtig passagiers) naar Sao Miguel voor onze slotweek. Een hele week voor het grootste eiland. Dat betekende opnieuw keuzes maken uit het vele moois.
Om de liefhebbers enige leespauze te gunnen, stel ik een beschrijving van dit eilandbezoek naar een volgend deel uit. Ik verklap alvast dat ook hier prachtige natuur te bezien, te bewandelen en te genieten valt. Wij hebben dat in ieder geval gedaan. Ik ben mee door mijn vriendin als jongere oudere v.v. tot ‘natuuraanbidder’ geworden, zoals ik dat als voetballer-van-huis-uit nooit had gedacht.
Mochten er onder de viewers van deze Azorensite geïnteresseerde voetbaladepten zijn, dan heb ik nog een aardigheidje. In de hoofdstad van Sao Miguel, Ponta Delgada, werd op 28 april 1973 ene Pedro Pauleta geboren. Zijn volledige naam luidt Pedro Miguel Carreiro Resendes. Waarom Pauleta van achteren is mij niet duidelijk. Wat wel helder is: Pedro Pauleta was als voetballer een Azoreaanse topper aan wie een boekje is gewijd in de reeks Heróis Acorianos (Azoreaanse Helden). Hij speelde op Sao Miguel voor Clube Desportivo Santa Clara, niet in de hoogste Portugese divisie, maar bereikte toch de status van Held door onder meer voor La Coruna (Spanje), Girondins de Bordeaux en Paris Saint-Germain (beide Frankrijk) uit te komen. Apart is dat Pedro Pauleta altijd met rugnummer 9 op zijn shirt in het veld verscheen. In zijn carrière scoorde hij meer dan vierhonderd doelpunten, waarvan 47 voor de Portugese nationale ploeg. Zijn bijnaam onder de Franse supporters luidt dan ook ‘Cycloon van de Azoren’.

Eén ding is zeker: op de Azoren kan het flink waaien. Wij hebben het zelf meegemaakt.

Tekst: Peter Samuel, Limmen
Foto’s: Erna Heersema & Peter Samuel, Limmen